Aan de slag met de kerk (artikel NHD 21 aug 2018)

Maart dit jaar: vanuit de Amsterdamse Bijlmermeer vertelt ’The passion’ op tv het verhaal over het lijden, het sterven en de opstanding van Jezus.

De succesmonnik, noemen ze hem. Als schrijver van meer dan 300 boeken is de Duitse kloosterling Anselm Grün een begrip binnen en buiten de katholieke kerk. De brieven die Grün en KRO-programmamaker Leo Fijen elkaar schreven over de toekomst van de kerk, verschijnen nu in boekvorm. „Natuurlijk zal de kerk kleiner zijn dan vroeger, maar dat is geen reden om te wanhopen.” De remedie? Niet zeuren, maar aan de slag.

Leo Fijen

Leo Fijen (1955) is historicus en journalist. Hij werkte als leraar in Haarlem en als sportverslaggever bij deze krant. Vanaf 1988 maakt hij tv-programma’s, onder meer over het kloosterleven. Nu is hij hoofd levensbeschouwing bij de KRO-NCRV. Daarnaast is hij hoofdredacteur van het magazine Klooster, gaat hij voor bij kerkdiensten en schrijft hij boeken over verdriet en rouwverwerking. Op zondagochtend is hij op tv te zien in ’Het geloofsgesprek’.

Hoor Leo Fijen praten over de kerk van zijn jeugd in Haarlem-Noord en je proeft nostalgie, gedrenkt in verdriet. In die kerk was hij misdienaar, hij vierde er tienerfeesten in de kelder, mocht op het altaar voor het eerst een woordje doen en hij trouwde er, met voetbalmaatjes als getuigen. Ook toen zijn zoon werd gedoopt, zat de hele familie daar om hem heen. „Die kerk was mijn tweede huis”, zegt hij. Maar het gebouw is verdwenen. Weggevaagd door de ontkerkelijking, opgeslokt door oprukkend beton van luxe appartementen.

Anselm Grün

Anselm Grün (1945) was negentien jaar toen hij intrad bij de benedictijnen van Münsterschwarzach. Hij was ruim dertig jaar cellarius (econoom) van deze abdij. De monnik is filosoof, theoloog en bedrijfskundige. Vanuit de achtergrond scheef hij meer dan driehonderd boeken over belangrijke levensvragen, spiritualiteit en leiderschap. Deze boeken verschenen in 35 talen. Bij lezingen en in zijn boeken geeft hij zijn toehoorders hoop en perspectief.

„Die trieste gang van zaken heeft veel katholieken uit mijn wijk toen pijn gedaan, omdat er niets voor in de plaats kwam. Er werd niet nagedacht over alternatieven om in de buurt bij elkaar te komen.” Ja, ze konden naar een andere kerk: twee kilometer verderop in de ’betere’ wijk. Maar de meesten maakten die overstap niet. „Twee kilometer verder was een wereld van verschil. In leefstijl, in sociale klasse en in kerkgang. Daarom gingen de meeste katholieken uit mijn buurt daarna nooit meer naar de kerk.”

Brieven

Fijen signaleert een situatie die voor veel kerkgangers herkenbaar zal zijn: het turbo-effect van de leegloop. Eerst zijn er de halflege kerkbanken op zondag als rechtvaardiging om de kerk te sluiten. Daarna volgt het wegblijven van overgebleven kerkgangers die zich in het geboden alternatief niet thuis voelen. Hoe dan verder?

Mijmerend over die vraag en over alternatieven noteerde hij zijn gedachten hierover in veertien brieven aan de Duitse kloosterling Anselm Grün. De benedictijner monnik geldt als een autoriteit op het gebied van bezieling en motivatie, terwijl hij als econoom ook oog heeft voor zakelijke aspecten.

In zijn brieven komt Fijen vooral met concrete voorbeelden van hoe het volgens hem wél zou moeten: „Een kerk die dicht moet, hoeft niet het einde te zijn, als er maar andere plekken in de buurt worden geboden om samen te bidden en te vieren. Een school, een sporthal of een buurtcentrum, bijvoorbeeld. En die kerk – hoe die er ook uitziet – doet er goed aan de deuren te openen en de buurt een toegevoegde waarde te bieden.” Juist op de scharniermomenten in het leven is dat belangrijk, schetst hij. Wat juist bij feesten en rouw is er grote behoefte om bij een gemeenschap te horen. „Persoonlijke relaties worden steeds belangrijker in een wereld die steeds minder persoonlijk wordt. Mensen hunkeren ernaar om bij naam en toenaam gekend te zijn en bij een gemeenschap te horen. De kerk ter plekke kan die gemeenschap zijn.”

Kleine kern

Hij noemt zijn eigen parochie in Maartensdijk als voorbeeld: een groep van 400 kerkgangers die juist als kleine kern tot leven kwam. „Misschien helpt het dat we niet verloren gaan in een groot kerkgebouw. We komen samen in een kerk die oogt als een schaapsstal en die plaats biedt aan 250 mensen. Als er honderd kerkgangers zijn, heb je al het gevoel dat het behoorlijk druk is. De ruimte moet een menselijke maat hebben: dat versterkt het besef dat je een gemeenschap bent.”

Wekelijks komen er gemiddeld honderd mensen naar de vieringen. Een kwart van de achterban, dus. Waarmee ze ver uitsteken boven het landelijk gemiddelde. Er zijn 110 vrijwilligers actief en ze doen projecten waarmee ze vooral verder kijken dan de kerk. „Anders dreigt het gevaar dat voor veel kerken dreigt: dat we samenkomen voor onszelf.”

Door als kerkgemeenschap steun te bieden aan de Voedselbank, vluchtelingen en een hospice, geven ze een brede en praktische invulling aan hun geloof. Dat ze hun pastoor moeten delen met bijna twintig andere parochies, nemen ze voor lief: leunend op een goed vrijwilligersteam gaan de kerkgangers om de beurt zelf voor bij hun samenkomsten. „Om elkaar vast te houden en te inspireren.”

Verwacht in de antwoorden die Grün achter zijn kloostermuren noteert, geen kant-en-klare oplossingen. De monnik biedt vooral ruimte om hardop te dromen en gelooft daarbij in nieuwe wegen, leunend op hoop. „Het heeft weinig zin erover te jammeren dat de kerk kleiner wordt. Het is zaak dat de christenen die met elkaar een gemeenschap vormen zelf actief worden. Ze moeten niet alles van de officiële kerk verwachten, want wat priesters en pastoraal werkers kunnen bieden, is niet meer voldoende om een levendige kerk overeind te houden.”

Kudde

Nee, de tijd dat ’meneer pastoor’ alles voor zijn kudde regelde, is voorbij, schetst Grün: „Omdat het betaalde kerkelijke team handen tekort komt, moeten de fantasie en inzet van vrijwilligers gestimuleerd worden, zodat ze samenkomsten, bidstonden en vieringen gaan organiseren, maar ook de dienst aan ouders, zieken en hulpbehoevenden. Als de gelovigen met elkaar voor een levendige gemeenschap zorgen en hun verbeelding gebruiken, heeft de kerk beslist invloed in de wereld.” Hij ziet het als een opdracht: „Om niet alleen in onze eigen comfortzone bezig te zijn, maar onze verantwoordelijkheid voor de wereld op te pakken.”

Zoek als kerk samenwerking met het Rode Kruis, de Voedselbank of plaatselijke evenementen, moedigt hij aan. „Als christenen goede ideeën hebben, krijgen ze vaak mensen aan boord die verantwoordelijke posities bekleden.” Betrek anderen daarom bij het gemeenschapsgevoel, is zijn tip. „Ze hebben voedsel voor het hart nodig.”

Over de kerkproeverij – een initiatief van alle Nederlandse kerken om kerkgangers in het weekeinde van 15 en 16 september vrienden, buren en bekenden een keer mee te nemen – is Grün enthousiast en hoopvol: „De praktijk wijst uit dat mensen zich laten uitnodigen en zich daarna ook vaker in de kerk laten zien.”

’Passion’

Fijen stipt in zijn brieven nog meer kansen aan om anderen bij kerk en geloof te betrekken. Zoals het tv- evenement ’The passion’ dat het lijdensverhaal van Jezus in de aanloop naar Pasen in een eigentijds muzikaal jasje steekt. Bij de lancering van het initiatief in 2010 wist hij als hoofd van de katholieke omroep RKK de Nederlandse bisschoppen zo ver te krijgen dat ze eraan mee betaalden. Het eerste jaar trok de uitzending één miljoen kijkers, dat aantal groeide tot vier miljoen. „Kerk en geloof hebben daarmee de kans om meer mensen aan te spreken dan die kleine aantallen van de zondagse viering.”

Maar wat blijft er hangen van het geloof als kijker na de uitzending de tv uitzet? „Daarover had ik ook mijn twijfels, maar je ziet dat je niet de enige bent die geraakt is door het verhaal. Je struikelt inmiddels over de regionale editie van het passieverhaal. Zonder de impact van ’The passion’ was dat nooit gebeurd.” Het laat zien dat de kerk moet inhaken op de nieuwe tijd van hype en evenementen, meent hij. „Kerken staan niet langer met de rug naar de samenleving en begrijpen dat deze tijd andere activiteiten vraagt: evenementen die kerk en leven samenbinden.”

In zijn antwoord toont de monnik zich ook enthousiast over ’The passion’: „We leven in een event-maatschappij, of we dat nu willen of niet. Als christenen moeten we de kans grijpen om zo nu en dan een event te organiseren rond de geheimen van het geloof.” Natuurlijk zullen we niet van de ene op de andere zondag veel meer kerkbezoekers mogen begroeten, noteert hij. „Maar als het lijdensverhaal van Jezus bij vier miljoen mensen iets losmaakt, is dat toch een uitwerking om blij mee te zijn. Er gebeurt iets in de harten van de mensen. Meer kun je van de verkondiging van de boodschap van Jezus toch niet verwachten.”

Kansen

Hij ziet ’The passion’ als voorbeeld voor nieuwe kansen: „We hebben creativiteit nodig om de boodschap in nieuwe verpakkingen uit te dragen. Dat betekent niet dat we oude vormen als de zondagsdienst moeten afschaffen. De alledaagse vormen doen de mensen ook goed. Maar als er op zondag minder mensen in de kerk zitten, moeten we geen ach en wee roepen. We moeten het eerder zien als een uitdaging om nieuwe uitingsvormen te zoeken voor ons geloof. Ja, dat is een aansporing van paus Franciscus. Dat we de voetafdrukken van God buiten de kerk gaan zoeken.”

Jammeren

Fijen is realistisch, maar positief: „Natuurlijk zal de kerk kleiner zijn dan vroeger, maar dat is geen reden om te wanhopen.” Grün spoort de gelovigen aan tot actie: „Het heeft weinig zin erover te jammeren dat de kerk kleiner wordt. Het is zaak dat de christenen die met elkaar een gemeenschap vormen zelf actief worden.”

Aan het werk dus.