Afgelopen twee Vierhuizen vertelden we over Tobit. Wilt u het nog eens nalezen, of heeft u het gemist. Lees dan hier het hele verhaal.
Er was eens een vroom man, Tobit heette hij!
Eerste Tobit Vierhuis
Hij was godvrezend, hij ging jaarlijks naar de tempel in Jeruzalem, hij offerde aan God en gaf met gulle hand aan de arme mensen. Allemaal geweldig, maar toch… Het probleem was dat hij zichzelf zo geweldig vond. Altijd was hij aan het opscheppen over hoe goed hij was.
Tobit trouwde met Anna en zij kregen een zoon, Tobias. Na een aantal jaren werd de hele stam verbannen naar Ninive. Tobit ging daar verder met geweldig zijn en vond nog een nieuwe bezigheid. Als er door de heersers een stamgenoot werd vermoord en over de muur gegooid, dan zorgde Tobit ervoor dat het lijk een fatsoenlijke begrafenis kreeg. Op een goed moment kreeg koning Salmanassar hem in de gaten. Hij stelde Tobit aan als inkoper van voorraden. Op die manier verdiende Tobit veel geld. Hij besloot zijn geld, tien talent zilver, in bewaring te geven bij Gabaël, die in Medië woonde. Je weet maar nooit…
Zoals dat gaat met koningen stierf na enige tijd koning Salmanassar. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Sanherib en die was niet zo’n fan van Tobit. Hij mocht niet langer de inkoper zijn en alle wegen naar Medië werden afgesloten. Sanherib was een wrede koning. Hij maakte onder de Israëlieten veel slachtoffers. Alle lijken werden over de muur gegooid en vervolgens door Tobit begraven. Dat begon op te vallen. Sanherib vroeg zich af waar alle lijken gebleven waren en natuurlijk was er wel iemand die de koning wist te vertellen wie zich over de lijken had ontfermd. De koning was hierover zo boos, dat hij Tobit wilde doden. Maar Tobit werd gewaarschuwd en vluchtte met zijn vrouw en zoon. Zijn bezittingen moest hij achterlaten.
Het lot was Tobit gunstig gezind. Binnen veertig dagen werd koning Sanherib gedood door twee van zijn zonen en kon Tobit dankzij bemiddeling van zijn neef weer terugkeren naar Ninive. Spoedig daarna werd het Pinksterfeest gevierd. Tobit stuurde zijn zoon Tobias eropuit om een arme sloeber, wel gelovig natuurlijk, te zoeken om, zoals de wet het voorschrijft, met hem aan tafel te gaan.
– einde deel 1 –
Tobias kwam terug met schokkend nieuws. Hij had in de stad het lijk gevonden van een stamgenoot die gewurgd was. Tobit liet de maaltijd voor wat hij was en bracht het lichaam in veiligheid in zijn schuur. Hij zou het dan na zonsondergang begraven.
Bezweet en moe kwam hij na middernacht thuis en zakte tegen een muur om daar te slapen. Hij zat toevallig recht onder een mussennest en één van de mussen poepte precies in Tobit’s ogen. Er ontstond een vlies op zijn oog en Tobit kon niets meer zien. Geen dokter die een oplossing wist.
Zijn vrouw Anna werd nu kostwinner. Zij verdiende geld met spinnen en weven. Toen zij op een dag thuiskwam met een geitje, beschuldigde Tobit haar van diefstal. Anna werd heel boos en verweet haar man dat al zijn goedheid en rechtschapenheid nou ook niet direct voorspoed en geluk gebracht hebben.
Tobit werd verteerd door verdriet en wendde zich biddend tot God:
Eeuwige, uw oordeel over mij is rechtvaardig, want ik heb gezondigd.
We hebben uw geboden niet in acht genomen en zijn u niet trouw gebleven.
Doe daarom met mij wat u wilt, gebied toch dat mijn levensadem wordt teruggenomen.
Dan word ik tenminste verlost van dit aardse bestaan en verga ik tot stof.
Ik kan maar beter sterven dan dat ik nog langer moet leven, want de leugenachtige verwijten die ik heb moeten aanhoren, hebben me diep gegriefd.
Ach Eeuwige, gebied toch dat ik van deze ellende word bevrijd en laat me naar mijn eeuwige rustplaats gaan.
Wend uw blik niet van me af, God, want het is beter dat ik sterf dan dat ik in ellende moet leven en me vals moet laten beschuldigen.
– einde deel 2 –
Op dezelfde dag dat Tobit God vroeg hem te laten sterven, bad Sara in Medië tot God met bijna dezelfde wens: te mogen sterven.
Geprezen bent u, barmhartige God, uw naam zij voor eeuwig en altijd geprezen. Laat heel uw schepping u tot in eeuwigheid prijzen.
Ik wend mij tot u, ik sla mijn ogen naar u op. Bevrijd me toch van deze wereld, laat me nooit meer zo worden beledigd.
U weet, Heer, dat nog geen enkele man mijn zuiverheid bezoedeld heeft en dat ik in dit land waar ik als balling leef, mijn naam nooit te schande heb gemaakt, en ook niet die van mijn vader. Ik ben zijn enige kind, hij heeft geen andere erfgenaam dan ik. En er is in onze hele familie niemand meer wiens vrouw ik zou kunnen worden.Er zijn al zeven mannen van me omgekomen. Waarom zou ik nog moeten leven? Maar als u mij niet wilt laten sterven, Heer, sla dan tenminste acht op de schande die me is aangedaan.
– Tweede Tobit Vierhuis –
De gebeden van Tobit en Sara werden gehoord, maar niet verhoord. Althans niet dat deel waar ze om vroegen: om de dood. God besloot de engel Rafaël naar hen toe te sturen om hen beiden te bevrijden. Onder de indruk van zijn eigen gebed, dacht Tobit aan het geld dat hij in bewaring gegeven had bij Gabaël. Het leek hem verstandig om Tobias eropuit te sturen om het geld op te halen zodat hij daarmee de begrafenis van zijn vader en over enige tijd ook die van zijn moeder zou kunnen regelen.
TIjdens een uitvoerig gesprek met Tobias, gaf hij Tobias de opdracht het geld bij Gabaël te gaan halen. Tobias moest wel eerst een goede reisgenoot zoeken om hem te begeleiden en te helpen waar nodig. Tobias liep de deur uit en trof daar Rafaël, een engel. Die stelde zich voor als Azarias een lid van Tobits eigen stam. Azarias zei dat hij Medië goed kende en ook Gabaël. Hij had een aantal keer bij hem overnacht. En hij zei, dat hij ook nog eens een ver familielid was. Azarias was dus de ideale reisgenoot! Moeder Anna verzette zich tegen het vertrek van haar zoon, maar toen Tobit beloofde dat Tobias met hulp van Azarias veilig zou terugkeren, staakte ze haar verzet.
– einde deel 1 –
Tobias en Azarias gingen op reis. De eerste avond, toen Tobias zijn vermoeide voeten wilde afkoelen in de rivier, zag hij een enorme vis. Azarias moedigde Tobias aan om de vis te vangen. Dan hadden ze wat te eten. Hij raadde Tobias aan het hart, de lever en de gal te bewaren. Dat zouden goede medicijnen zijn tegen allerlei narigheid. Eenmaal aangekomen in Medië stelde Azarias voor te overnachten bij Raguel, een familielid van Tobias. Behalve een goed bed, zou hij daar ook Raguels dochter Sara ontmoeten waarmee hij zou kunnen trouwen.
Azarias ging naar Raguel om een goed woordje voor Tobias te doen, maar ondertussen hoorde Tobias de roddels over de zeven dode bruidegommen. Hij wierp dit Azarias bij zijn terugkeer voor de voeten, maar die legde uit dat het de schuld was van een demon. De ingewanden van de vis die hij bewaard had, zouden ervoor zorgen dat de demon zou verdwijnen. En zo gebeurde het: Tobias en Azarias werden met open armen ontvangen. Natuurlijk mocht Tobias trouwen met Sara en de huwelijksnacht werd geregeld. Precies zoals Azarias had gezegd, legde Tobias het hart en een stuk van de lever van de vis op de wierook en de demon maakte dat hij wegkwam!
Raguel was nogal verrast dat Tobias de huwelijksnacht overleefde. Hij had zijn slaven al een graf laten graven. Maar de blijdschap over het geslaagde huwelijk van zijn enige dochter kreeg al snel de overhand. Er werd een uitgebreide maaltijd bereid om de bruiloft te vieren.
Azarias reisde verder naar Gabaël om het geld van Tobit op te halen terwijl in het huis van Raguel nog flink doorgefeest werd. Ondertussen maakte in Ninive moeder Anna zich ernstig zorgen. Haar zoon was al zo lang weg. Ze geloofde er niet meer in dat hij nog levend zou terugkeren. Ze stortte haar hart uit bij Tobit maar die was nog steeds vol vertrouwen in de goede afloop. Na veertien dagen feesten vroeg Tobias zijn schoonvader toestemming om te vertrekken. Raguel wilde liever dat Tobias bij hun bleef, maar hij zwichtte voor de smeekbeden. Tobias moest terug om voor zijn moeder en zijn blinde vader te zorgen. Raguel gaf Tobias de helft van zijn bezittingen en zijn dochter Sara mee. Met de zegen van zijn schoonouders vertrok Tobias naar Ninive.
Toen ze in de buurt van Ninive kwamen reisden Tobias en Azarias vooruit om alles in orde te maken voor de ontvangst van zijn vrouw. Anna en Tobit konden hun geluk niet op toen hun zoon terugkeerde. Het eerste dat Tobias deed, was de gal van de vis in de ogen van zijn vader smeren. Ook deze keer deed het medicijn zijn werk: de ogen van Tobit genazen en hij dankte God hiervoor. Ze liepen samen naar de poort van de stad om Sara te ontvangen en de hele weg lang bleef Tobit de Eeuwige loven en danken om zijn genezing en de veilige terugkeer van zijn zoon.
Toen het bruiloftsfeest in Ninive voorbij was, wilde Tobias Azarias bedanken voor al zijn diensten en hem een flink bedrag daarvoor schenken. Azarias weigerde het geld. Hij maakte zich bekend als de engel Rafael, degene die de gebeden van Tobit en Sara onder de aandacht van God had gebracht. Het enige dat hij vroeg in ruil voor zijn diensten was dat Tobit en Tobias God zouden loven en prijzen. En dat ze hun verhaal zouden vastleggen, zodat anderen erover zouden kunnen lezen.
Daarom hebben wij u dit verhaal verteld.